In mijn huis is nog een kamer, en in die kamer bevindt zich een vitrine. Een glazen kast waar allemaal spulletjes in staan uit mijn jeugd die ik nooit heb weggegooid. Mijn moeder nam altijd wat voor ons mee als ze een dagje weggingen en altijd was dat iets bijzonders. Ik heb heel veel weggedaan toen ik op kamers ging en zakken vol zijn naar de kindertjes Bouwkamp en Boeijen gegaan, de kinderen waar ik lang op heb gepast en waar ik ontzettend veel plezier mee heb gehad. Maar de vitrine staat vol met dingetjes uit mijn jaren 60, 70. Mensen van mijn leeftijd zullen vast en zeker dingen herkennen. Dit is mijn pop Sneeuwklokje, die ik kreeg toen ik zeven was en nog in 'het ouwe huis' woonde. De kleertjes zijn van Jesse Boeijen, die de pop opnieuw aankleedde in de jaren '80.

Deze pop heet Mai, en ik lig hier als achtjarige ermee in bed, in slaap gevallen bij het lezen.