De tuin van het paradijs
Volgens het boek is het een sprookje van Hans Christian Andersen. Het is natuurlijk een apart verhaal, anders stond het hier niet. De tekeningen zijn minder mooi, ten minste, het zouden geen tekeningen zijn die ik zou uitkiezen voor deze website. John Speirs tekende ze. Maar een verhaal over die vier winden, woh...
Eronder staan vier tekeningen van Edmund Dulac.
Het begint met een prins die het verhaal over de tuin van het paradijs van zijn grootmoeder hoort en zoekt hij in alle boeken waar die tuin dan ligt.
Als hij later groot wordt wil hij de tuin gaan zoeken. Zo komt hij tijdens een regenbui in een grot terecht waar een oud vrouwtje een vuur stookt.
Hij ziet vier zakken hangen aan de muur en het vrouwtje vraagt of hij weet waar die voor zijn. Nee dus en ze legt uit: 'Die zijn voor mijn vier zonen als ze zich slecht gedragen.' En de prins voelt een ijskoude wind, de komst van de eerste zoon, de Noordenwind.
Hij vertelt dat hij de huisjes van de walvisjagers omver heeft geblazen en de ijsberen plaagde. De vrouw wil niets meer horen.
Dan komt de Westenwind eraan. Hij vertelt van de groene bossen waar de waterslangen in het natte gras liggen en de wilde buffels in de rivier zwemmen.
Dan komt de derde zoon aan, de Zuidenwind, de woestijnwind.
Hij verhaalt over Afrika, waar hij wedrennen hield met struisvogels en op een karavaan stuitte in de woestijn. Hij bedolf alles onder het zand. Op een dag zal hij teruggaan en het zand wegblazen en de witte beenderen bekijken. De oude vrouw vond dat vreselijk en stopte de Zuidenwind in een van de zakken.
Toen kwam de Oostenwind binnen. Hij was kleiner dan zijn broers en was gekleed als een Chinees. De oude vrouw zei dat ze dacht dat hij naar de tuin van het paradijs zou gaan in plaats van naar China. De Oostenwind antwoordt dat hij heel even in China was geweest om op het bamboehout te fluiten en dat hij morgen naar de tuin zal gaan.
Hij moet een flesje met water uit de bron der wijsheid meenemen voor haar. De Oostenwind vraagt of de Zuidenwind uit de zak mag, want hij moet vertellen over de phoenix omdat de feeënkoningin van de tuin altijd daarover wil horen. De Zuidenwind zegt dat er nog maar één phoenix over is in de hele wereld en dat hij een palmblad aan de Zuidenwind heeft meegegeven voor de feeënkoningin.
De Oostenwind neemt het blad aan en nodigt de prins uit mee te gaan. Bij de hoogste bergtoppen daalt de Oostenwind.
De tuin is paradijselijk. De lucht is er hemelsblauw en geurt naar rozen, in een beek zwemmen gouden en zilveren visjes. Er groeien vreemde tere bloemen. Een schare pauwen met uitgespreide waaiers wandelt zijn kant op.
Dan ontmoeten ze de feeënkoningin en de Oostenwind geeft haar het palmblad. De prins is danig onder de indruk en vraagt of hij hier mag blijven. Dat kan, maar alleen als hij de koningin gehoorzaamt en het zeker weet, want de Oostenwind komt pas over honderd jaar weer. De prins zegt ja. Ze zal hem elke avond proberen mee te krijgen en dan moet hij weigeren. Ze zal alles proberen om hem te verleiden, maar als hij haar kust is het afgelopen.
Die hele dag is de prins in vervoering, maar het onherroepelijke gebeurt natuurlijk. Al de eerste avond vergeet hij zijn belofte en kust de feeënkoningin.
Dan dondert en bliksemt het en een hevige regenval drijft hem uit de tuin van het paradijs. De volgende ochtend ziet de prins dat hij weer terug is bij de grot van de winden. De moeder zegt dat ze hem in een zak zou stoppen als hij een zoon van haar was, want hij was zwak geweest.
Sommigen zeggen dat de prins honderd jaar lang over de aarde dwaalde, anderen zeggen dat de Oostenwind medelijden met hem kreeg en hem nog één keer meenam voor een tweede kans.
De illustraties bij De tuin van het paradijs door Edmund Dulac
De moeder van de winden.