De vriendelijke reus

De vriendelijke reus van Louis Slobodkin staat in De Verhalenreus: een schat aan sprookjes en vertellingen uit de wereldliteratuur, uitgeverij Spaarnestad Haarlem, 1968. De vijf tekeningen zijn van Grace Dallas Clarke.

Op bladzijde 227 begint het verhaaltje van Gwendoline en de reus.

Gwendoline woont met haar grootvader, een oude schoenmaker, in een klein dorpje aan de voet van een enorme berg. Op de top van die berg woont een reus in een donker kasteel. Om de zoveel tijd komt de reus naar beneden stampen en dan is iedereen doodsbang. De reus komt echter alleen omdat hij zich zo eenzaam voelt en hij wil contact met de bewoners. Maar zij sluiten de deuren en ramen en houden hun oren stijf dicht vanwege het lawaai dat de stem van de reus veroorzaakt. Op die manier komen ze er nooit achter dat hij eigenlijk een vriendelijke reus is. Een boze oude tovenaar die dovig is - en dus hoort wat de reus zegt - heeft dat in de gaten en zegt dat de reus veel wil hebben anders zal er iets vreselijks gebeuren. Dus telkens als de reus in het dorp is geweest, leggen de dorpelingen zakken met graan en dergelijke halverwege de berg neer, die vervolgens door de tovenaar en zijn handlangers ergens in een grot worden opgeslagen. 

Op een dag speelt Gwendoline bij een oude put als de reus er weer aankomt. Van schrik tuimelt ze in de put die al jaren droog staat. De put is gevuld met oude matrassen en zakken en Gwendoline bezeert zich daarom niet en wacht rustig af tot iemand haar vindt. Omdat ze nu niet in huis is met dichte vensters, hoort Gwendoline voor het eerst wat de reus zegt. Hij belooft de volgende keer paarse viooltjes mee te nemen.

Maar als daarna de tovenaar weer met zogenaamde hoge eisen van de reus komt, weet ze dat hij de boel bedriegt. Ze vertelt het aan haar grootvader die er meteen mee naar de burgemeester gaat. Hij gelooft de oude schoenmaker niet en er gebeurt niets. Zodra de reus de volgende keer de berg afkomt, heeft Gwendoline een sjaal om haar oren gedaan zodat ze met de reus kan praten. Hij is blij verrast en geeft de viooltjes aan Gwendoline. Gwendoline stelt voor dat de reus zijn baard laat groeien om zijn stem wat te dempen.

 Haar grootvader laat de viooltjes aan de burgemeester zien en dan weten ze dat de tovenaar hen al die jaren voor de gek heeft gehouden. Als de dorpelingen de spullen opnieuw halverwege de berg leggen, stellen de burgemeester en andere inwoners zich op om de tovenaar in de val te lokken. Ze ontdekken de geheime grot met alle spullen en nemen die weer mee, de tovenaar wordt verjaagd. In de verwachting dat de reus naar beneden komt willen de dorpelingen hem verwelkomen. Maar er gaan een paar weken voorbij en de reus laat zich niet zien. Dan, op een zomerse dag horen de kinderen dat hij eraan komt en iedereen doet zijn ramen en deuren open om hem te begroeten. De reus heeft al die tijd een baard laten groeien. Hij is erg blij dat de dorpelingen niet bang meer voor hem zijn en geeft de volgende dag voor Gwendoline een verjaardagsfeestje met een geweldige taart.
                                           *        *       *
Er staan twee kleurentekeningen in, de ene waarop de reus viooltjes meeneemt naar het dorp, en de tweede is als het feest is met een reuzentaart.

Viooltjes zijn sindsdien altijd één van mijn lievelingsbloemetjes en mijn dochter is naar déze Gwendoline vernoemd. Weliswaar met een y vanwege de Keltische link, maar toch.

Een extraatje van Grace Dallas Clarke. Een viertal tekeningen uit hetzelfde boek, maar dan uit het sprookje De nieuwe kleren van de keizer: