De kabouter en de student

Een gek verhaaltje, dat ik als eerste via een langspeelplaat hoorde. want ik herkende het verhaaltje en wat er gezegd werd direct toen ik het sinds lang weer hoorde. Ik heb geen plaatjes bij dit verhaaltje, alleen deze drie die ik op internet vond.

Een kabouter woont in bij een kruidenier waar hij tevreden is omdat hij met kerstmis havermoutpap met suiker en boter krijgt. Op een avond komt er een student binnenlopen die een lange kaars en wat kaas wil kopen. De student reageert niet als de kruidenier en zijn vrouw hem goedenavond wensen, zo verdiept is hij in het rijmpje van luilak: 'luilak, beddezak, staat om negen uren op, negen uren half tien, nog is luilak niet gezien' dat op het pakpapier staat dat de kruidenier gebruikte voor de kaas. Het is een oud poëzieboek. De student wil het boek in plaats van de kaas hebben, hij kan wel droog brood eten. Het zou zonde zijn als dat boek helemaal in stukken werd gescheurd. Dan zegt hij dat de kruidenier wel aardig is, maar dat hij van poëzie geen kaas heeft gegeten. De kabouter is hier boos om en gaat naar de zolder om de student te zeggen dat hij niet zo aardig was tegen de kruidenier. 
Hij neemt de mond van de vrouw mee omdat zij zo goed kan kletsen, zet hem op de krantenbak en vraagt hem wat poëzie is. Zowel de krantenbak, de koffiemolen als de geldla zeggen hetzelfde en de kabouter is nu zeker van zijn zaak: hij zal de student een lesje leren. Zonder zich te bekommeren om de mond, gaat hij naar boven.
Maar als hij boven komt, ziet hij een fel licht door de kieren van de deur heen schijnen en hoort hij prachtige muziek. Hij kijkt door het sleutelgat en ziet de student in het boek lezen onder een grote, prachtige boom. De blaadjes zijn sterren. De kabouter raakt ontroerd en moet ervan huilen en besluit bij de student te gaan wonen, ook al heeft hij geen pap. Hij gaat naar beneden waar de mond van de vrouw al bijna versleten is en zet hem terug op het gezicht van de kruideniersvrouw. Maar de volgende ochtend overheerst de paplust en de kabouter gaat toch beneden wonen.

Op een nacht breekt er brand uit en in paniek probeert iedereen zijn waardevolste spullen in veiligheid te brengen. De kabouter rent naar boven en ziet dat de student het boek gered heeft. Dan besluit hij zowel boven als beneden te gaan wonen: vanwege de poëzie én de pap.